Deel 2
Wat voorafging: De oude Citroën van Sylvère maakte plots slagzij ……. Dianneke liet hem in de steek….
In een gekke bui had Sylvère zijn auto Dianneke genoemd, naar zijn eerste aankoop, een Citroën dyane. Hij had er in zijn jonge jaren veel plezier aan beleefd en was dus later het merk trouw gebleven. Maar ook Dianneke had nu het decennium gerond en begon tekenen van verval te tonen. Met een triest gezicht keek Sylvère naar haar gebroken as en de lege band. ‘Hier gaan toch onze wegen niet scheiden, zeker?’ vroeg hij zich wat beteuterd af, ‘na al die jaren samenzijn.’ Dianneke hing schuin in de berm, met de wielen half onder water en scheen de geest te hebben gegeven.
‘Mijne koekoek,’ schrok Sylvère plots op en liep naar de achterkant van zijn wagen. Hij opende de koffer en sloeg ontzet de handen voor zijn mond. Door de klap waren alle boodschappen door elkaar gevlogen en zijn hele koffer lag bezaaid met kroppen sla, nog half ingepakte stukken kip, flessen drank en dit alles overdekt door een laag crème-glace, afkomstig uit een kapot gevallen doos kerststronk. De moed zonk Sylvère in de natte schoenen. Hij taste naar zijn telefoon en drukte het nummer van zijn vrouw om haar het hem overkomen onheil mee te delen.
Op hetzelfde moment dat Sylvère de toon thuis hoorde overgaan, voelde hij de aanwezigheid van een man achter hem. Van schrik draaide hij zich om en keek meteen in de warmste ogen die hij ooit gezien had. Sylvère duwde zijn telefoon af en schatte de situatie in. Hier stond hij nu, op onbekend terrein, met een kapotte auto en verloren boodschappen, naast een man die hem vriendelijk aankeek. ‘Problemen, Sylvère?’ vroeg de vreemde. Hij schrok. Hoe kende deze man zijn naam. Hij bekeek hem nu van top tot teen. Op het eerste zicht zag de man er heel gewoon uit: normaal gekleed, licht overgewicht, een witte baard en volle witte wenkbrauwen. Maar zijn hele wezen was omgeven door een licht dat hem een aura van veiligheid gaf. Vooral de ogen onder de wollen wenkbrauwen stelden Sylvère gerust. Na wat aarzelen vroeg hij hoe hij zijn naam kende. De man schudde zijn hoofd en sloeg zijn arm over de schouder van Sylvère. ‘Dat heeft geen belang,’ zei hij rustig. ‘Kom, we gaan even schuilen, dan kun je me alles vertellen.’
Ze gingen een cafeetje binnen waar het warm en droog was. Ze zetten zich samen aan de toog en de man bestelde iets te drinken. Sylvère proefde van zijn glas en werd meteen doordrongen van een warmte die alle problemen wegbrandde. ‘Lekker!, smakte hij,’ wat is dat voor iets. Dat heb ik nog nooit gedronken. Sylvère dronk zijn glas leeg en kreeg direkt een nieuw. ‘Vertel me nu eens wat er je is overkomen,’ vroeg de man, en terwijl Sylvère vertelde over de Mechelse koekoek, zijn boodschappen, hoe ongerust zijn vrouw nu wel zou zijn en hoe spijtig hij het vond zijn Dianneke daar zo te zien staan, knikte de man alleen maar. Toen hij merkte dat Sylvère zijn glas weer leeg was, bestelde hij nog eens en stelde voor om samen in de gezellige zetels te gaan zitten meer achterin in de zaak. Sylvère volgde gedwee en eenmaal onderuit gezakt vertelde hij honderduit. Hoe moeilijk zijn schoonmoeder het zijn vrouw altijd maakte in de keuken, terwijl ze best goed kon koken en dat hij nu wel gauw naar huis moest omdat iedereen op hem wachtte. Maar terwijl hij vertelde, voelde hij zijn ogen zwaar worden, heel zwaar en om hem heen vertroebelde alles hoe langer hoe meer. De man bleef rustig naast hem zitten en knikte alleen maar.
Het volgende moment dat Sylvère zijn ogen open deed was er een dag en een nacht voorbij. Hij vond zichzelf onder een warm deken. Het café was nu leeg op de bazin na. De vreemde man was weg, het regende niet meer en de wind was gaan liggen. Zijn eerste gedachte was: ‘Dianneke!’ Hij rechtte zijn rug en voelde zich bedrogen. ‘Die man heeft mij gedrogeerd en van mijn delirium gebruik gemaakt om mijn auto te stelen.’ Hij rende op de vrouw achter de tapkast af. ‘Waar is die man waar ik mee ben binnengekomen en waar is mijn auto?’ De vrouw keek hem ongelovig aan en zei dat hij alleen was binnengekomen en na het drinken van een paar glazen in slaap was gevallen. Ze had hem zijn roes maar laten uitslapen. ‘En mijn auto dan?’ vroeg Sylvère terwijl hij naar zijn GSM tastte. ‘Ik weet van geen auto,’ antwoordde de waardin en Sylvère probeerde nu zijn vouw te bellen. ‘Lap, mijn batterij plat!’ foeterde hij en hij liep gehaast naar buiten. ‘
Lees morgen het 3de een laatste deel van het verhaal